Voor de derde keer in een week stap ik het ziekenhuis binnen. Links, rechts, gang door, rechts. We melden ons bij de balie, waar het meisje dat er zit op deze vroege ochtend een gaap moet onderdrukken. “Ga maar lekker zitten, jullie worden zo geroepen.”
Na een paar minuten zijn we aan de beurt. De arts vraagt hoe ik me voel (beroerd) en of ik nog medicijnen neem tegen het overgeven (zeker weten). Dan kijkt ze ons streng aan. “We moeten het nog over prenatale testen hebben.” Ik krijg bijna het gevoel dat ik iets fout heb gedaan en me op school moet melden bij een boze conrector. We kijken elkaar aan en trekken heel licht onze wenkbrauwen op. “Eh, oké.”
Voor ik zwanger raakte wilden we deze keer een NIPT-test laten doen. Eigenlijk vooral ter bevestiging dat alles oké is. Natuurlijk weten we wel dat daar óók uit kan komen dat er iets niet goed is, maar dan kunnen we een goede afweging maken. Met dat in gedachten zitten we aan tafel. “Om maar met de deur in huis te vallen, een NIPT-test kan niet bij een tweeling. Ik geef jullie deze folders mee en bij de balie kunnen jullie een afspraak maken voor het voorlichtingsspreekuur. Die afspraak moet wel snel, want als jullie testen willen zijn jullie al bijna te laat. ” Een beetje verdwaasd gaan we naar buiten.
De enige optie voor de voorlichting is een moment dat mijn vriend écht niet mee kan. Gelukkig kan mijn schoonmoeder wat schuiven en gaat zij met me mee. Het blijkt niet eenvoudig. Alleen de combinatietest (met de bijbehorende onzekerheid) is een optie, omdat de tweeling twee vruchtzakken en waarschijnlijk twee verschillende dna’s heeft. Daar rolt een kansberekening uit. Als er met een van de twee is iets, volgen extra onderzoeken, waar met een tweeling hogere risico’s aan verbonden zijn. En mocht een vruchtwaterpunctie zorgen voor het scheuren van de vliezen, dan begint de bevalling en verliezen we beide kindjes. Geen enkele optie geeft zekerheid. ‘s Avonds zitten mijn lief en ik op de bank en we praten, we praten, we praten. Willen we de onzekerheid van dit traject in, wetende dat altijd de beslissing voor de een invloed heeft op de ander? Want stel. Stel dat een van de twee bijvoorbeeld Down-syndroom heeft en de ander niet. Laat ik dan dat ene kindje in mijn buik overlijden, om hem of haar daarna nog maanden in mijn buik te dragen?? En dan ook nog het risico nemend dat met de ander ook iets gebeurt? Ik denk niet dat ik dat kan. We voelen de tijdsdruk, morgen voor 9.30 uur moeten we bellen en onze beslissing doorgeven.
De volgende dag pak ik mijn telefoon en slaak een zucht. Oké, dit is het. De keuze voelt goed. Ik toets het telefoonnummer van het ziekenhuis in en heb een paar minuten later de assistente aan de telefoon. “Zijn jullie er uit?” “Ja,” zeg ik “we gaan niet testen.”
PS. Ik wil hier even toevoegen dat uiteraard elke beslissing over het wel of niet laten doen van prenatale testen een eigen beslissing is. Er is geen goed of fout, wat goed voelt voor jou of voor jullie is dan de beste beslissing. Dit is enkel een toelichting op hoe onze beslissing tot stand is gekomen.